De verzoening van vrije keuze en goddelijke alwetendheid.
door Sarah Jehudit Schneider.
Wij mensen moeten weten dat onze keuzes echt zijn. Dat we geen marionetten zijn. Dat we onze bestemming zelf bepalen. Dat wanneer we worstelen met verleidingen en juiste keuzes maken, we daar lof voor verdienen.
Maar hoe gaat dat samen met geloof in een alwetende God? Want als de Schepper weet wat ik ga kiezen voordat ik er voor kies, dan is mijn keuze duidelijk voorbestemd.
Weten is per definitie – althans volgens de kabbalistische definitie – in staat om het bewustzijn zo diep te integreren dat het tot in het zenuwstelsel doorsijpelt en zelfs de reflexen verandert.
Als HaShem weet wat we gaan kiezen voordat we ervoor kiezen, dan zijn wij (als vonkjes van goddelijkheid) gedwongen om te kiezen in overeenstemming met die voorkennis.
HaShem is voor de schepping zoals de ziel is voor het lichaam [TB Brochot 10a]. Net zoals ons weten tot de daden van ons lichaam dwingt, dwingt het weten van HaShem ook tot de daden van Zijn lichaam … toch is Zijn lichaam (zo gezegd) de schepping, d.w.z. wij.
Dit dilemma komt overeen met de discussie tussen Einstein en de Quantum Mechanica over de voorspelbaarheid van fotonen die door een hindernisbaan worden gestuurd. De Quantum Mechanica hield vol dat je met bijna perfecte nauwkeurigheid de samenvattende resultaten van duizenden gebeurtenissen / fotonen kon voorspellen, maar waar elk individueel foton zou landen … dat was absoluut onvoorspelbaar, en niet vanwege een gebrek aan informatie, maar omdat deze onkenbaarheid is ingebouwd in de structuur van het universum.
Einstein zei: ”Absoluut niet. God dobbelt niet met het universum.”
Hij benadrukte dat het probleem gebrek aan kennis was. Als we alle krachten die op dat foton van invloed zijn zouden kunnen meten, dan zou het mogelijk zijn om de uitkomst van die individuele gebeurtenis te voorspellen met evenveel nauwkeurigheid als de laatste dag.
Een heel slim experiment bewees dat Einstein het verkeerd zag, en dat de Quantum Mechanica gelijk had.
Maar toch, als we het argument van Einstein toepassen op onze paradox van Keuze en Lot, komen we tot een oplossing die vaak wordt aangeboden om ons dilemma op te lossen:
Bij het vervangen van menselijke wezens door de “fotonen” van Quantum Mechanica, wordt beargumenteerd dat aangezien God (per definitie) alle krachten kent die in het spel zijn, hij met 100% nauwkeurigheid zowel onze individuele keuzes als onze collectieve uitkomsten kan voorspellen.
De discussie is deze: aangezien we zelf de ontelbare krachten die onze psyche raken niet eens kunnen beginnen te begrijpen en die ons in feite (onzichtbaar) dwingen dit of dat te kiezen … dientengevolge ervaren we onze keuze als vrij. Maar, in feite (zegt dit model), is het feitelijk een onontkoombaar gevolg van de krachten die aan het werk zijn (inclusief de Goddelijke voorkennis).
Het probleem van deze oplossing is dat, ten eerste, het argument van Einstein onjuist bleek te zijn.
En ten tweede, als dat waar is, dan is er uiteindelijk geen vrije keuze. Er is de illusie van vrije keuze – een dwingende illusie – maar het is eigenlijk gewoon een fata morgana. En in dat geval, waarom zou een doener van het kwaad moeten lijden voor zijn wandaden aangezien (volgens dit model) HaShem degene was die aan zijn touwtjes trok.
De Talmoed stelt: “Degene die gedwongen wordt te zondigen, is vrij van de juridische consequenties ervan.”
Vanuit dit perspectief zijn noch de positieve, noch de negatieve daden de onze.
Toch is er ook een andere manier om onze paradox op te lossen die de werkelijkheid van vrije keuze vasthoudt zonder het principe van goddelijke alwetendheid te schenden (en dat is ook consistent met het experiment waaruit bleek dat Einstein het verkeerd zag).
De meesten zijn bekend met de kabbalistische leer van tsimtsum (de oorspronkelijke handeling van goddelijke verhulling):
Het verhaal gaat als volgt: vóór het begin was er het Oneindige Licht van God overal. Het was onmogelijk voor werelden om tevoorschijn te komen, want zij konden hun grenzen niet bewaren in het licht van deze almachtige verlichting. Ze zouden onmiddellijk desintegreren zoals een kristallen wijnglas breekt door de impact van water dat uit een brandslang stroomt.
Gods eerste stap was om Zijn Al-Aanwezigheid te verbergen voor een afgebakende ruimte, waardoor er een duistere atmosferische leegte ontstond die nu vrij was om door iets anders te worden gevuld. Deze leeggemaakte ruimte werd de oorspronkelijke baarmoeder voor de ontvouwing van de schepping.
In zijn holle diepten verspreidde HaShem een enkele lichtstraal, waarvan de ontplooiing de geschiedenis en evolutie is van de schepping zoals wij die kennen. Deze oorspronkelijke daad van verhulling wordt tsimtsum genoemd.
Er is niets dat HaShem weerhoudt Zijn aanwezigheid terug te laten schijnen in deze leegte en de schepping terug te draaien tot deze niet meer bestaat. Niets anders dan Zijn wil om de schepping te laten slagen. Meer dan dat HaShem Zijn absolute eenheid wil manifesteren door elk punt van tijd en ruimte te verlichten … meer dan dat, wil Hij dat de schepping haar doel bereikt … het doel dat de handeling van tsimtsum in de eerste plaats motiveerde.
Hij wil dat we de volmaakte eenwording met HaShem verdienen die uiteindelijk alleen maar kan worden bereikt nadat we onze verlangens hebben verfijnd en daardoor het geschenk (en de last) van vrije keuze onder de knie hebben.
Welnu (en hier gaat het om), op dezelfde manier waarop HaShem zijn alomtegenwoordigheid terugtrekt en verbergt om ruimte te creëren voor ons fysieke bestaan, zo trekt Hij zich ook terug en verbergt Hij zijn alwetendheid om ruimte te creëren voor onze vrije keuze.
HaShem is niet wezenlijk beperkt in het weten wat er zal gebeuren voordat het gebeurt (en daardoor zijn ontknoping langs dat pad afdwingt). Maar meer dan dat Hij dit aspect van de schepping wil beheersen, wil Hij dat mensen echte vrije keuze hebben. Het hogere doel van de schepping vereist dat (dit is een les van de Ohr HaChayaim [Gen. 6: 5]), HaShem Zijn da’at (de kabbalistische term voor Zijn alwetendheid) zeker moet kunnen richten op onze beslissingsmomenten, maar in plaats daarvan heeft HaShem besloten niet toe te kijken. Hij wendt Zijn blik af (bij wijze van spreken) tot we kiezen, en reageert dan met voorzienigheid om te verzekeren dat wat we ook kiezen, het ons ten minste een micro stap richting onze uiteindelijke bestemming zal brengen.
Samengevat. Je kunt er niet omheen, als HaShem weet wat we gaan kiezen, dan hebben we geen vrije wil. We hebben de illusie van keuze, maar we worden feitelijk gedwongen door omstandigheden en goddelijke voorkennis om te kiezen zoals we gekozen hebben.
En als we niet echt kiezen, waarom zouden we dan gestraft worden voor slechte keuzes en worden beloond voor goede keuzes? Dan zou het leven een poppenkast worden.
Ohr HaChayim legt uit dat, ja, HaShem zou zeker kunnen weten wat we gaan kiezen voordat we het kiezen. Maar toch, op dezelfde manier als HaShem zich terugtrekt en zijn alomtegenwoordigheid verbergt om ruimte te maken voor ons fysieke bestaan, zo trekt Hij zich terug en verbergt Hij Zijn alwetendheid om ruimte te maken voor onze vrije keuze.
Meer dan dat HaShem Zijn Eenheid door elk moment van tijd en ruimte wil manifesteren, wil Hij dat de schepping haar beloningen verdient door de verlichtende uitdagingen van het meesterschap van vrije keuze.
vertaling van publicatie van ‘a still small voice’ door Henri Vogel