Vayechi
Torah vanuit een Mussar Perspectief
Parsha Vayechi – Genesis 47:28-50:26
Rabbi Eric S. Gurvis
In Genesis 47:29 lezen we hoe Jacob, vlak voor zijn dood, Josef bij zich roept:
וַיִּקְרְב֣וּ יְמֵֽי־יִשְׂרָאֵל֮ לָמוּת֒ וַיִּקְרָ֣א לִבְנ֣וֹ לְיוֹסֵ֗ף וַיֹּ֤אמֶר לוֹ֙ אִם־נָ֨א מָצָ֤אתִי חֵן֙ בְּעֵינֶ֔יךָ
שִֽׂים־נָ֥א יָדְךָ֖ תַּ֣חַת יְרֵכִ֑י וְעָשִׂ֤יתָ עִמָּדִי֙ חֶ֣סֶד וֶאֱמֶ֔ת אַל־נָ֥א תִקְבְּרֵ֖נִי בְּמִצְרָֽיִם׃
Toen Israëls tijd om te sterven naderbij kwam, ontbood hij zijn zoon Josef en zei: “Als ik enige genegenheid bij je mag aantreffen, leg dan je hand onder mijn heup en bewijs mij een ware liefdesdienst: begraaf me toch niet in Egypte.”
Rabbi Adin Steinsaltz geeft dit perspectief:
De tijd dat Israël zou sterven naderde, hij voelde dat zijn einde nabij was. En hij riep zijn zoon Josef, zowel omdat hij zijn favoriete zoon was, alsmede omdat hij de heerser van Egypte was, en hij zei tegen hem: Alsjeblieft, als ik in je ogen genade heb gevonden, leg dan je hand onder mijn heup en zweer mij (zie Genesis 24:2) dat je mij goed en betrouwbaar zult behandelen; begraaf me niet in Egypte. Jakob voelde de behoefte Josef een eed te laten afleggen, omdat dit geen eenvoudige vraag was.
We weten dat de traditie alle daden voor iemand die is gestorven beschouwt als een daad van ‘chesed shel emet‘ – een daad van ware liefdevolle vriendelijkheid. Wat voor chesed we in deze context ook verrichten, kan niet worden teruggedaan door de overledene. In zijn hoofdstuk over chesed in het ‘Sefer Ma’alot HaMiddot‘, citeert de 13e-eeuwse geleerde Rabbi Yechiel ben Yekutiel ons vers als basis voor het inzicht dat chesed meer impact kan hebben dan tzedakah:
Er wordt geleerd dat in drie gevallen daden van chesed meer waardevol zijn dan daden van tzedakah.
Tzedakah betreft iemands geld, terwijl gemilut chasadim zowel geld als fysieke daden kan omvatten. … Over iemand die gestorven is een lofrede houden, hen begeleiden naar hun begrafenis en zorgen voor hun begrafenis is een volledig geven van chesed, zoals onze vader Jakob, vrede zij met hem, tegen zijn zoon Josef zei (in Genesis 47:29): ‘Doe me dit plezier, leg je hand onder mijn heup als teken van je rotsvaste loyaliteit: begraaf mij niet in Egypte.’
Onze leraren vragen, welke vorm van chesed is werkelijk echt emet/waar? Dat wat men doet voor de doden omdat men geen beloning verwacht, behalve van de Heilige.
Terwijl we deze laatste parasha van Sefer Bereishit lezen, vraagt Israël’s verzoek aan Josef ons om ons te concentreren op de middah van chesed, en een aantal Ba’alei Mussar / Mussar-geleerden doen dat, commentaar leverend op onze tekst. Een van die figuren is Rav Shlomo Wolbe. Hij begint door naar Rashi te verwijzen, die, net als Rabbi Yechiel, nadenkt over de onzelfzuchtigheid die is betrokken bij een chesed-daad die gedaan wordt ten behoeve van iemand die aan het sterven is, of iemand die is overleden. Hij verdiept zich verder in de onzelfzuchtigheid van deze daden van chesed:
Chesed shel emet is niets anders dan precies dat wat men met de doden doet. Desalniettemin, elke daad van chesed die men uitvoert zonder enige mogelijkheid om iets tovah/goeds terug te krijgen en die geen schade berokkent aan degene die de handeling verricht, kan worden begrepen als chesed shel emet.
Als iemand een chesed-daad verricht en een tashloom/beloning verwacht – bijvoorbeeld als hij wil dat zijn daad in een krant wordt gepubliceerd, waarin staat dat hij dit en dat heeft gedaan; of zelfs als iemand een chesed-daad verricht om zijn beloning in de wereld hierna te verdienen – dan valt dit buiten de sfeer van chesed shel emet.
Iemand die een chesed-daad verricht zonder enige beloning te verwachten – dit is Emet!
Rav Wolbe vervolgt: “We kunnen hieruit afleiden dat Emet een veel dieper onderwerp is dan we gewend zijn te denken.” Hij suggereert dat wat we hieruit moeten leren is dat we moeten streven naar het verrichten van chesed-daden en mitzvot met tzin-ut/bescheidenheid. Als niemand weet wat we hebben gedaan, dan benaderen we de sfeer waarin we een daad met een mate van emet verrichten. Rav Wolbe leert dat “tzin-ut een van de drie fundamenten is waarop een daad berust.” Hij citeert het bekende vers uit Micha 6:8,
הִגִּ֥יד לְךָ֛ אָדָ֖ם מַה־טּ֑וֹב וּמָֽה־יְהֹוָ֞ה דּוֹרֵ֣שׁ מִמְּךָ֗
כִּ֣י אִם־עֲשׂ֤וֹת מִשְׁפָּט֙ וְאַ֣הֲבַת חֶ֔סֶד וְהַצְנֵ֥עַ לֶ֖כֶת עִם־אֱלֹהֶֽיךָ׃
“Vertel mij, O sterveling, wat goed is en wat God van je verlangt: anders dan rechtvaardigheid te betrachten, liefdadigheid te beminnen en nederig met jouw God te wandelen.”
Rav Wolbe besluit deze discussie met de stelling dat “onze daden tzin-ut/bescheidenheid vereisen. Alleen dan kunnen we het zien als daden van Chesed shel Emet.”
Op een andere plek in zijn boek ‘Ohr Hayyim” van Rabbi Chaim Moshe Reuven Elazary, een leerling van de Slabodka Yeshiva, verbreedt zich ons perspectief op hoe we kunnen denken over Israël’s verzoek aan Josef. Hij suggereert dat we het kunnen opvatten als dat Israël om een gunst vraagt. Hij baseert dit op Israël’s verzoek aan Jozef om een eed af te leggen dat hij zijn vader’s verzoek vervult om hem niet in Egypte te begraven. Rav Chaim suggereert dat Israël misschien nog onafgehandelde zaken heeft met zijn zoon, waardoor hij vermoedt dat zijn verzoek mogelijk niet zal worden vervuld. Hij suggereert zelfs dat dit misschien wat bagage is dat is overgebleven van Jakob’s eigen daden bij de begrafenis van zijn geliefde Rachel langs de weg bij Beth Lechem, in plaats van haar naar de familiegrafplaats in Hebron in de Ma’arat HaMachpela Machpela-grot te brengen. Hij suggereert dat Israël, in plaats van een tovah/gunst te vragen, een beroep zou moeten hebben gedaan op zijn eigenschap van chesed, die duidelijk al is gedemonstreerd geworden, als een verlengstuk van zijn zorg voor zijn familie in Egypte en zijn vervulling van de mitsvah van kibud av/eerbetoon aan zijn vader.
Rav Chaim leert dat het beter zou zijn om zijn vader’s verzoek uit chesed te vervullen in plaats van uit chovah (plicht). Hij citeert de commentaren van Chizkuni:
ועשית עמדי חסד ואמת “En verricht voor mij een daad van goedheid en waarheid.” Waar we ook de uitdrukking chesed v’emet vinden, verwijst dit naar het meer geven aan iemand dan hij verwacht of het aan iemand vragen iets te doen wat hij niet verplicht is te doen… Jakob herinnert Josef eraan dat het zijn plicht is zijn vader te begraven, maar hij Jakob is niet gerechtigd te eisen dat hij hem naar het graf van Machpelah brengt. Hij smeekt hem daarom hem niet in Egypte te begraven.
Rav Chaim ziet Josef’s bereidheid om verder te gaan dan wat van hem verwacht wordt, als een voorbeeld van Josef’s karakter. Ja, hij begon zijn leven dan wel met verstoorde relaties met zowel zijn vader als zijn broers. Echter, zijn gedrag gedurende de 17 jaar sinds Jakob en de familie naar Egypte trokken, en nu in zijn bereidheid om verder te gaan dan wat van hem verwacht zou mogen worden, toont ons een voorbeeld van hoe we ons kunnen blijven ontwikkelen om de beste versie van onszelf te worden. Zoals Rav Chaim leert, “De Torah presenteert deze speciale tekst om Josef’s prijzenswaardigheid te bewijzen voor de chesed die hij aan zijn vader betoonde.” Deze aangrijpende episode, en de lessen van chesed en het extra moeite doen richting chesed shel emet, ware liefdevolle vriendelijkheid, zijn het waard om mee te nemen als we nadenken over onze eigen woorden en daden.
Bij het beëindigen van Sefer Bereishit zeggen we: Chazzak, chazzak v’nitchazeyk, Sterkte, sterkte, dat we elkaar mogen versterken!
Voor focus:
- Kan je een gelegenheid bedenken waarbij je je ‘uitgenodigd’ voelde om een chesed-handeling voor iemand anders uit te voeren? Had je verwachtingen als gevolg van het uitvoeren van die chesed-handeling?
- Kan je, afgezien van het vervullen van de mitzvot met betrekking tot de doden, een gelegenheid bedenken waarbij een chesed-handeling die je uitvoerde misschien niet zo zuiver was als Rav Wolbe suggereert?
- Waar in jouw leven en relaties zou je op dit moment kunnen proberen om te handelen met chesed die meer neigt naar emet?
Oorspronkelijke Engelse tekst
Use the link to read the original text in English.