Parasha Lech L’cha
Nu we ons opnieuw op Sefer Bereishit hebben gericht, openen we nu de verhalencyclus die ons in de rest van het boek zal laten kennismaken met onze patriarchen en matriarchen. Ons gedeelte wordt geopend met:
וַיֹּ֤אמֶר יְהֹוָה֙ אֶל־אַבְרָ֔ם לֶךְ־לְךָ֛ מֵאַרְצְךָ֥ וּמִמּֽוֹלַדְתְּךָ֖ וּמִבֵּ֣ית אָבִ֑יךָ אֶל־הָאָ֖רֶץ
De Eeuwige zei tot Awram: ‘Ga weg uit je land, van je geboortegrond en uit het huis van je vader, naar het land dat ik je zal aanwijzen.
וְאֶֽעֶשְׂךָ֙ לְג֣וֹי גָּד֔וֹל וַאֲבָ֣רֶכְךָ֔ וַאֲגַדְּלָ֖ה שְׁמֶ֑ךָ וֶהְיֵ֖ה בְּרָכָֽה׃
Ik zal je tot een groot volk maken, je zegenen en je naam groot maken. Word een zegen!
וַאֲבָֽרְכָה֙ מְבָ֣רְכֶ֔יךָ וּמְקַלֶּלְךָ֖ אָאֹ֑ר וְנִבְרְכ֣וּ בְךָ֔ כֹּ֖ל מִשְׁפְּחֹ֥ת הָאֲדָמָֽה׃
Ik zal zegenen die jou zegenen en die jou vervloekt zal Ik vervloeken en door jou zullen gezegend worden alle geslachten van de aarde.
Dit is een nogal intens en indrukwekkend begin van het verhaal van ons volk, zoals dat zich vormt beginnend met Avram en Sarai. Mussar-thema’s komen in deze openingsverzen frequent voor. Lech Lecha – “Ga heen”, hoewel een meer letterlijke vertaling “ga naar jezelf” zou kunnen zijn. Als studenten weten we dat ons spirituele werk in de studie en beoefening van Mussar in veel opzichten een vorm van zelfontdekking is.
In Da’at Torah geeft Rav Yerucham Levovitz ons inzicht in de zegeningen waarnaar in verzen 2 en 3 wordt verwezen. Hij begint met een verwijzing naar een les van Rasji:
Rasji legt uit: De zegeningen zijn jullie ter hand gesteld; tot nu toe waren ze in de Mijne. Ik zegende Adam en Noach, maar vanaf nu zul jij zegenen wie je maar wilt.
Een nogal dramatische overdracht van het vermogen om zegeningen te geven. Rav Levovitz vervolgt:
De betekenis van והיה ברכה – “wees tot zegen” is verbonden met het woord בריכה (“zwembad” of “reservoir”). Natuurlijk weten we dat een poel een bron moet hebben van waaruit het water stroomt.
Zoals uitgelegd in Midrasj Bereishit Rabbah: “U zult tot zegen zijn [b’racha]” – moet gelezen worden als “een poel [b’richa].” Net zoals een poel de degenen die onrein zijn reinigt, zo trekt u, Abraham, de mensen die veraf staan dichterbij en reinigt hen voor hun Vader die in de Hemel is.
Een krachtig beeld, gepaard gaande met een ontzagwekkende verantwoordelijkheid. Rav Levovitz vervolgt:
Dit is wat de Schrift bedoelt met “U geeft Abraham liefdevolle vriendelijkheid.” Abraham zelf werd de strijdwagen van de goddelijke eigenschap liefdevolle vriendelijkheid (chesed). Zijn hele wezen was een bron, een fontein van het goede. Zijn hele wezen was uitsluitend gewijd aan het geven en schenken van goedheid aan anderen. Dit is de innerlijke betekenis van “jij zult tot zegen zijn” – dat hij een levend reservoir en kanaal van zegen werd, zodat door hem allen, die hij wenste te zegenen, ook daadwerkelijk gezegend zouden worden, aangezien de kracht om te zegenen in zijn handen werd gelegd en uit hem voortvloeide.
Hij voegt eraan toe:
Dit wordt later in Genesis herhaald, wanneer mensen tegen hun kinderen zeggen: “Wees als Abraham”, en wanneer Jakob zijn kleinkinderen zegent met de woorden: “Door jou zal Israël zegenen, zeggende: Moge God je maken als Ephraïm en Manasse.” Maar wat betekent het om specifiek gezegend te worden als Abraham? Het betekent dat Abraham zelf de vorm en substantie van zegen wordt – alleen al het aanroepen van zijn naam brengt zegen in de wereld.
Zo wordt geleerd dat iedereen die ook maar het kleinste muntje van Abraham ontving, gezegend zou worden. Evenzo zou iedereen die zaken deed, of met Abraham omging, zich door hem gezegend voelen. De pure chesed / vriendelijkheid van Abraham werd een bron die iedereen die hem benadert verrijkt.
In Shiurei Chumash werkt rabbijn Shlomo Wolbe de les van zijn leraar verder uit:
De mashgiach, van gezegende herinnering, legde meestal een andere nuance in het vers van והיה ברכה – “jij zult tot zegen zijn” – uit. De bewoording impliceert dat Abraham zelf een bron van zegen zou worden. Elders bracht Rav Yerucham een leer van de Wijzen over die stelt dat de zegen van Abraham zelfs voorafgaat aan de zegen van de Heilige. In de Amidah komt de zin m’chayei meitim – “Die de doden doet herleven” alleen voor in de tweede zegen, terwijl magein Avraham – “Schild van Abraham” in de eerste zegen voorkomt. Uit de woorden van onze Wijzen blijkt daarom duidelijk dat deze eerste zegen letterlijk “de zegen van Abraham” wordt genoemd.
Rav Wolbe stelt:
De mashgiach legde uit dat hier sprake is van een belangrijk principe met betrekking tot gebed: zonder de aartsvaders zouden we absoluut niets weten over de Schepper van het universum. We hebben geen onafhankelijk idee van wat “God” is. “De God van Abraham” van Abraham verschaft ons enig begrip. “De God van Isaak” — van onze voorvader Isaak krijgen we aanvullend begrip, want de Torah vertelt ons over de Akeida en ook in andere passages over Isaak. Zo ook met “de God van Jacob”.
Hieruit concludeerde de mashgiach dat wanneer iemand zich tijdens het gebed concentreert, hij of zij de nadruk niet op het woord Elohei (‘God van’) moet leggen, omdat Elohei op zichzelf geen betekenis heeft.
Samenvattend leren we uit de opening van onze parasha dat Abraham niet alleen door God werd geroepen om een volk en een natie op te bouwen, te beginnen met hem en zijn vrouw Sara. Abraham speelt ook de belangrijke rol als doorgeefluik voor zegeningen voor anderen. Als zijn nakomelingen hebben ook wij de verantwoordelijkheid om de vruchten van b’rachot / zegeningen te dragen – bijvoorbeeld door chesed / liefdevolle vriendelijkheid, kavod / respect en nedivut / vrijgevigheid. En wij allen kunnen iedere andere middah bedenken die relevant is voor hoe we de missie om tot zegen te zijn te benaderen en te vervullen, die in de portie van deze week begint met onze voorvader.
Na de afgelopen jaren, waarin we als volk zo geschokt zijn, willen we heel graag het gevoel hebben dat we een zegen zijn voor de wereld om ons heen. We zijn voort gegaan en kunnen door gaan. Moge het begin van deze vroegste verhalen van ons volk ons inspireren om Abrahams taak – en die van ons volk – voort te zetten: een bron van zegen zijn voor de mensen om ons heen en voor onze wereld.
TER FOCUS:
- Aan wie in jouw leven zou je kunnen denken die een bron van zegen voor jou is geweest?
- Op welke manier was jij de afgelopen week een doorgeefluik voor zegen in het leven van een ander?
- Hoe zou je jezelf kunnen voorbereiden om de komende week een doorgeefluik voor zegen te zijn – voor jezelf? Voor je familie? Buiten je directe relatiekring?

Oorspronkelijke Engelse tekst (met voetnoten)
Use the link to read the original text in English.




