Parasha Nitzavim
Dit jaar staat Parasha Nitzavim los van zijn regelmatige metgezel, zijnde Parasha Vajelech. Het is een korte parasha, maar toch verdiept het voor mij mijn besef van de kracht van dit seizoen. In deze laatste dagen van Eloel en de komende Jamim Noraim herinnert de parasha ons aan de oproep tot teshuvah/berouw van dit seizoen.
In Deuteronomium 30:1-3 lezen we:
Wanneer dan al deze dingen, de zegen en de vloek die ik je heb voorgehouden over je zijn gekomen en je onder alle volken waarheen de Eeuwige, je God, je uitgewezen heeft, je het ter harte neemt, en wanneer jij, met je kinderen, van ganser harte en met heel je ziel, terugkeert tot de Eeuwige, je God, en aan Zijn roep gehoor geeft, in overeenstemming met alles wat ik je heden opdraag, dan zal ook de Eeuwige, je God, je weer in je vroegere staat terugbrengen, zich over je ontfermen en je weer verzamelen uit alle volkeren waaronder de Eeuwige, je God, je verspreid heeft.
De openingswoorden van vers 2 maken duidelijk dat teshuvah belangrijk is:
וְשַׁבְתָּ֞ עַד־יְהֹוָ֤ה אֱלֹהֶ֙יךָ֙ – Je zult terugkeren tot de Eeuwige, je God.
Verderop in het hoofdstuk lezen we:
Deze instructie die ik u vandaag opleg, is zeker niet te verwarrend voor u, noch is ze buiten bereik. Het is niet in de hemel, zodat u zou kunnen zeggen: “Wie van ons kan naar de hemel opstijgen en het voor ons halen en het ons mededelen, zodat wij het kunnen naleven?” En het is ook niet aan de overkant van de zee, zodat u zou kunnen zeggen: “Wie van ons kan naar de overkant van de zee oversteken en het voor ons halen en het ons mededelen, zodat wij het kunnen naleven?”
Teshuvah, het vermogen om deel te nemen aan het proces van zonde belijdenis en terugkeer tot God, ligt niet buiten ons bereik. Het ligt pal voor onze neus. Het is een keuze die we maken. In vers 14 wordt ons geleerd:
כִּֽי־קָר֥וֹב אֵלֶ֛יךָ הַדָּבָ֖ר מְאֹ֑ד בְּפִ֥יךָ וּבִֽלְבָבְךָ֖ לַעֲשֹׂתֽוֹ׃
Integendeel, volkomen binnen je bereik is het gebod, zowel om het met je mond te belijden als om het met overgave van je hart te doen.
Orchot Tzadikim leert:
Onze wijzen zeiden dat teshuvah/berouw de zondaar niet wordt ontzegd, tenzij zijn hart slecht blijft. Voor iemand die dichter bij God wil komen, sluit God de poorten van berouw niet. Integendeel, God opent de poorten van berouw voor hem en leert hem het rechte pad, zoals er staat: “Goed en oprecht is de Eeuwige. Daarom onderwijst God zondaars onderweg.” Ons wordt geleerd: “Als je daar zoekt, zul je je Eeuwige God vinden, als je maar met heel je hart en ziel zoekt.” Verder wordt ons geleerd: “Nee, het is heel dicht bij je, in je mond en in je hart, om het na te leven.”
In Da’at Chochmah U-Mussar gaat Rabbi Yerucham Levovitz dieper in op het onderwerp teshuvah. Hij leert:
Het is een belangrijk uitgangspunt dat men moet weten dat alles wat in de schepping bestaat, er is voor de mensen: chochmah / wijsheid, da’at / kennis, tevunah / begrip – alles is er voor ons als mensen… Zoals geschreven staat: “Het woord van God is zuiver (of verfijnd),” wat betekent dat de Heilige de mitswot gaf om Gods schepselen te verfijnen. Zoals onze rabbijnen hebben uitgelegd, en zoals de Ramban benadrukt: de basis van de mitswot is zuiveren en verfijnen. Want wat maakt het voor de Heilige uit of een dier vanuit de nek of vanuit de andere kant van de nek wordt geslacht? Het is allemaal om Israël te verfijnen en te zuiveren.
Rav Yerucham benadrukt het idee dat “de basis van alle geboden er alleen is om te verfijnen en te zuiveren. Daarzonder zouden ze niet bestaan.” Hij citeert vervolgens de Jeruzalem Talmoed Makkot 2:6:
Zij vroegen de Profeet: “Een mens die gezondigd heeft, wat zal er met hem gebeuren?” De Profeet antwoordde: “De ziel die zondigt, zal sterven.”
Zij vroegen de Torah: “Een mens die gezondigd heeft, wat zal er met hem gebeuren?” De Torah antwoordde: “Zij zullen een offer brengen en verzoening vinden.”
In beide bronnen wordt geleerd dat de Torah zich bekommert om iemand bij elke stap die hij zet. Er is geen enkel detail in iemands leven waar de heilige Torah zich niet om bekommert en zich niet mee bemoeit. De Torah ondersteunt iemand bij elke stap, zelfs de meest delicate, ja, zelfs met betrekking tot het knippen van vingernagels en soortgelijke zaken.
Rav Yerucham stelt vervolgens:
Chochmah/Wijsheid, die zo vergaand om iemand geeft, gaat met hen mee waar ze ook gaan en beschermt hen op al hun wegen. Zoals er staat: “Wijsheid roept op straat, ze verheft haar stem op de pleinen, aan het hoofd van de lawaaierige plaatsen roept ze.” Het weerhoudt een mens van zonde…
De Ramchal legt uit dat als kennis breed en constant aanwezig was in de harten van mensen, ze helemaal nooit zouden zondigen, want chochmah / wijsheid zou hen behoeden voor zonde. Hij zegt dat dit als een vlam is die moet worden ontstoken en aangewakkerd. Dat wil zeggen, men moet zich bezighouden met cheshbon ha-nefesh / introspectie en hitbonenut / zelfonderzoek. Ergens anders schrijft hij dat door wijsheid zelf, wanneer deze volledig is, een persoon de ultieme shlemut / perfectie kan bereiken, om gered te worden van het kwaad. In werkelijkheid kan een persoon alleen door wijsheid al het kwaad in zichzelf herkennen en tenietdoen, omdat wijsheid zelf aantoont dat alles wat tegengesteld is aan het goede, tekort schiet en slecht is.
Rav Yerucham keert terug naar de rol van teshuvah en stelt: “Ze vroegen de Heilige: “Wat is het lot van de ziel die zondigt?” God zei: “Laat de persoon teshuvah doen, en het zal voor hem verzoenen.” Hij citeert opnieuw de Ramban met betrekking tot onze parashah:
Dit is het ontwaken waar de Ramban op doelt in het vers: “Want het is heel dicht bij je, in je mond en in je hart, om het te doen.” Dit verwijst naar berouw. Want “het is niet in de hemel, noch aan de overkant van de zee”… We moeten niet vergeten “het is heel dichtbij” – want alleen de Schepper is altijd bij iemand en laat hem nooit in de steek. Dit is de kracht van berouw.
Rav Yerucham benadrukt:
Omdat berouw zo dichtbij is, dat wil zeggen, wanneer iemand in een toestand verkeert waarin hij of zij alles verloren heeft, en allen die hem of haar kenden hem of haar in de steek hebben gelaten, en alleen de Schepper bij hem of haar is, is dat precies het geheim van Gods nabijheid tot een mens na zijn of haar zonde, in dit seizoen waarin we omringd zijn door immer overvloedige genade.
Hoe zou iemands hart dan niet bewogen kunnen worden? Daarom zijn de Tien Dagen van Inkeer zowel een zegen als een uitdaging, zoals onze Wijzen zeiden: “De Eeuwige is nabij allen die God aanroepen.”
Deze afsluitende maand Eloel, die ons naar 5786 heeft geleid, is een tijd geweest waarin we opgeroepen worden om ons in te zetten voor het zielenwerk van het openen van ons hart en onze ziel. Onze traditie kent dit seizoen ook als J’mei Ratzon / een tijd waarin God onze nabijheid verlangt. Het is een tijd waarin de Heilige openstaat voor onze chesbon ha-nefesh, hitbonenut en teshuvah.
We moeten onszelf afvragen: heb ik me opengesteld voor dit cruciale nefesh-werk? Ben ik klaar voor de Jamim Noraim? Deze laatste sjabbat van 5785 en deze laatste dagen van Eloel geven ons een laatste kans om ons open te stellen en dichterbij te komen, zoals onze parasha oproept:
וְשַׁבְתָּ֞ עַד־יְהֹוָ֤ה אֱלֹהֶ֙יךָ֙ – Je zult terugkeren naar je Eeuwige God
VOOR FOCUS:
- Welk zielenwerk kan je nog ondernemen in deze laatste dagen van Eloel ter voorbereiding op de Jamim Noraim?
- Welke middah of middot moet je het meest omarmen in deze laatste dagen van 5785 en nu je 5786 ingaat?
Moge het nieuwe jaar ons ten goede komen, het leven zegenen met de belofte van shalom en shlemut!
Oorspronkelijke Engelse tekst (met voetnoten)
Use the link to read the original text in English.




