Parasha Devarim

Deze week beginnen we onze reis door het laatste boek van de Torah – Sefer Devarim– Deuteronomium. Dit boek bevat een reeks toespraken waarin Mozes het leven en de reis van Bnei Jisraël vanaf hun vertrek uit Egypte herhaalt, terwijl zij zich voorbereiden op de intocht in het Beloofde Land, Israël.

In Deuteronomium 1:17 lezen we:

לֹֽא־תַכִּ֨ירוּ פָנִ֜ים בַּמִּשְׁפָּ֗ט כַּקָּטֹ֤ן כַּגָּדֹל֙ תִּשְׁמָע֔וּן לֹ֤א תָג֙וּרוּ֙ מִפְּנֵי־אִ֔ישׁ כִּ֥י הַמִּשְׁפָּ֖ט לֵאלֹהִ֣ים ה֑וּא וְהַדָּבָר֙ אֲשֶׁ֣ר יִקְשֶׁ֣ה מִכֶּ֔ם תַּקְרִב֥וּן אֵלַ֖י וּשְׁמַעְתִּֽיו׃

Wees niet partijdig in de rechtspraak, luister evengoed naar de kleine man als naar de voorname, heb voor niemand angst, want het Recht is van God. Maar de zaak die te moeilijk voor jullie is, moeten jullie mij voorleggen, dan zal ik die aanhoren.

Er zijn zoveel invalshoeken van waaruit je dit vers kunt benaderen – en het resoneert bijzonder sterk in onze tijd. Om te beginnen moeten we opmerken dat de voetnoten in de nieuwe Jewish Publication Society vertaling van de TANACH verwijzen naar het begrip “voor geen mens ontzag,” en die ons eraan herinneren dat dit betrekking heeft op ‘geen enkel menselijk wezen.’ Dit raakt aan een fundamentele waarde in onze traditie – ieder mens wordt gezien als een weerspiegeling van Tzelem Elohim, het evenbeeld van de Heilige. Terzijde: dit principe zal een centraal thema vormen in ons aankomende Elul-programma – “Gadloet HaAdam – Ontwaken tot Jouw Inherente Grootheid.”

In dit stadium van onze parasha herhaalt Mozes de civiele en juridische structuur van de gemeenschap van de Israëlieten in de oudheid. Deze structuur is, ten minste gedeeltelijk, geïnspireerd op het advies van zijn schoonvader Jitro, die hem waarschuwde dat het te veel is voor één persoon om alle verantwoordelijkheid voor leiderschap en rechtsgang in de gemeenschap te dragen.

In het 15e-eeuwse Mussarwerk Orchot Tzadikim leren we:

“Degene die rechtspreekt, zal voor geen ander mens bevreesd zijn, zoals er gezegd is: ‘Gij zult u door geen mens ontzag laten aanjagen.” (Deuteronomium 1:17) Dit moet worden gelezen in samenhang met het vers dat voorafgaat aan het vers waar we op focussen:

“En in die tijd gaf ik jullie rechters het volgende voorschrift: Hoort beide partijen aan en spreken jullie rechtvaardig recht tussen de een en de ander ook als die een vreemdeling voor hem is.” (Deuteronomium 1:16)

Bij het bestuderen van onze parasha door de bril van de lessen van Rabbi Jerucham Levovitz vond ik nog een ander perspectief waarin dit vers gelezen kan worden. Het berust op een kernprincipe van de Joodse traditie, vooral zoals dat wordt gezien door de klassieke Baalei Mussar – namelijk dat alles onder het wakend oog van de Allerhoogste staat. Zelfs als je niet zeker weet hoe je moet omgaan met het idee dat God overal bij betrokken is, en je worstelt met je geloof, nodig ik je uit om deze gedachtegang te overwegen in het licht van die oude reclameslogan van Hebrew National: “Wij verantwoorden ons slechts voor een hogere autoriteit.” Dit is een principe dat in de loop van de menselijke geschiedenis in de meeste rechtsstelsels die niet autocratisch zijn, is ingebouwd. Geen enkel mens heeft het laatste woord.

In zijn werk Da’at Torah heeft Rav Levovitz een verhandeling opgenomen op  basis van een vers uit Psalm 121:5:

יְהֹוָ֥ה שֹׁמְרֶ֑ךָ יְהֹוָ֥ה צִ֝לְּךָ֗ עַל־יַ֥ד יְמִינֶֽךָ׃

De Eeuwige is uw Bewaarder,

De Eeuwige is uw bescherming (Schaduw) bij uw rechterhand.

Over datzelfde psalmvers leert Rabbi Yisraël Salanter, de grondlegger van de Mussarbeweging:

Het is bekend dat de Schepper over ieder persoon waakt op ieder moment in hun specifieke zaken. Zoals een mens zijn hart naar God keert, zo keert God Zich tot hem, zoals geschreven staat: ‘De Eeuwige is uw schaduw’ (Psalm 121:5).

Hoe meer iemand zich tot God wendt, hoe meer God over hem waakt, zoals er staat in een midrasj:

“‘De Eeuwige is uw schaduw’ – zoals deze schaduw, wanneer je één vinger opsteekt, laat zij je één vinger zien; als je je hele hand toont, toont zij je de hele hand – zo is het ook met de Heilige. Zoals een mens komt om te zien, zo wordt hij gezien.”

Reflecterend op datzelfde vers uit Psalm 121 leert Rav Levovitz:

In het vorige artikel stelden wij dat het belangrijkste principe van alle principes dat van Tzelem Elohim is – dat ieder mens een weerspiegeling is van het beeld van God . . . Zoals Rabbi Akiva zegt: ‘Dit is de grootste regel in de hele Torah’.

En Ben Azai zegt: ‘Dit is het boek van de generaties van de mensheid, en dat is een nog belangrijker principe.’ Dit moet worden begrepen als les dat het doel van de hele Torah is om Tzelem Elohim – het beeld van God – te verheffen. Alle geboden en verplichtingen; alles is opgesteld als een weerspiegeling van het beeld van God.

Rav Levovitz citeert Rabbi Moshe Cordovero:

Zoals de auteur van Tomer Dvorah zegt dat ieder persoon waardig is om zijn Schepper te weerspiegelen . . . Zij zijn tzelem Elohim – het evenbeeld van God – en de gelijkenis van hun Schepper. Dit is hun hele bestaan. Als dat zo is, dan weerspiegelt hun werkelijkheid de gelijkenis van Degene die hen gevormd heeft. We moeten een volledig beeld hebben van wat dit betekent, want het is een zware last . . . We moeten ernaar streven om te zijn als onze Schepper, de Schepper van de wereld. Dit is ayom vnora – ontzagwekkend en huiveringwekkend! Het is belangrijk om hierover na te denken en het te begrijpen, want alleen dit is al genoeg om iemand te laten groeien en al zijn daden te laten verheffen. Men zou op zijn minst enig regesh / innerlijk gevoel moeten hebben zodat dit bewustzijn leidt tot een innerlijke ommekeer, zodat men altijd zal streven om te wandelen, denken en zijn daden te herzien als onderdeel van de inspanning om hun Schepper te weerspiegelen.

Ik zou willen zeggen dat, ongeacht iemands theologie of geloofsovertuiging, ieder van ons, als weerspiegelingen van de Heilige, kan proberen te leven “alsof” – dat wil zeggen: alsof we werkelijk een afspiegeling zijn van die werkelijkheid die we God noemen. Dit kan ons ertoe brengen onze gedachten, woorden en daden te verheffen, zodat we grote shlemut / heelheid, kavod / eer, anavah / nederigheid en kedushah / heiligheid brengen in onze wereld en in onze relaties. Zo worden wij een weerspiegeling van het beeld van de Heilige voor de mensen om ons heen, terwijl we samen proberen te groeien in kedushah / heiligheid.

VOOR FOCUS:

  • Hoe begrijp jij het concept dat ieder van ons een afspiegeling is van Tzelem Elohim / het beeld van de Heilige in jouw leven?
  • Welke middot (karaktereigenschappen) helpen jou om dat bewustzijn in je gedachten, woorden en daden aanwezig te houden?
  • Wat is één manier waarop jij deze week een vertegenwoordiging van het Heilige kunt zijn voor de mensen die je zult ontmoeten?

Download deze parasha

Oorspronkelijke Engelse tekst (met voetnoten)
Use the link to read the original text in English.