Vayikra
Torah vanuit een Mussar-perspectief
Parasha Vayikra – Leviticus 1:1-5:26
Rabbi Eric S. Gurvis
Deze week richten we onze aandacht op de middelste van de vijf boeken van Mozes, Sefer Vayikra. In de rabbijnse traditie wordt het boek soms aangeduid als Torat Kohanim, “de Torah van de priesters” als het ware. Een groot deel van Vayikra gaat over de wetten met betrekking tot de verschillende korbanot/offergaven die door God zijn bevolen. Het boek gaat ook over de functies van de priesters en Levieten.
En toch, als we het boek van een afstandje bekijken, zien we dat het centrale thema kedushah / heiligheid is. Het nastreven van kedushah speelt een rol in alle domeinen van het leven: heiligheid in het dienen van God door middel van korbanot / offers; heiligheid in ons persoonlijke gedrag zoals de Heiligheidscode in de kern van dit boek ons leert; en heiligheid in hoe we in deze wereld leven, inclusief hoe we de wereld zelf behandelen, alsmede degenen met wie we de wereld delen.
Aan het einde van de parasha van vorige week lezen we:
Nu richtte hij rondom de “Woning” en het altaar de voorhof op en hing het afscheidend gordijn voor de poort van de voorhof. Mozes had het werk tot een einde gebracht. Nu bedekte de Wolk de tent-der-samenkomsten en de Glorie van de Eeuwige vervulde de Woning. Mozes kon de tent-der-samenkomsten niet binnengaan want de “Wolk” rustte erop en de Glorie van de Eeuwige vulde de “Woning”. Telkens wanneer de “Wolk” van zijn plaats boven de “Woning” opsteeg trokken de kinderen van Yisrael verder op al hun tochten. Maar wanneer de Wolk niet opsteeg, trokken ze niet eerder verder dan de dag dat hij opsteeg. Want de “Wolk” van de Eeuwige rustte overdag op de “Woning” en ’s nachts was er steeds een vuurgloed in, zichtbaar voor het gehele Huis Yisrael op al hun tochten. (Exodus 40:33-38)
Nu, als we bij Vayikra komen, lijkt het alsof God Mozes onmiddellijk naar de tent-der-samenkomsten roept:
וַיִּקְרָ֖א אֶל־מֹשֶׁ֑ה וַיְדַבֵּ֤ר יְהֹוָה֙ אֵלָ֔יו מֵאֹ֥הֶל מוֹעֵ֖ד לֵאמֹֽר׃
De Eeuwige riep Mozes en sprak tot hem vanuit de tent-der-samenkomsten (Leviticus 1:1)
Het is niet ongewoon dat commentatoren beginnen met het opmerken van de kleine alef aan het einde van het woord Vayikra, in een poging om deze anomalie te verklaren die in elke Sefer Torah voorkomt. Commentatoren zoals Rashi noemen dit een alef ze’ira – een “onvolwassen” alef – en zij zien het als een fysiek symbool van Mozes’ nederigheid.
Toen ik dit jaar dit stuk opnieuw bestudeerde met behulp van de inzichten van Rabbi Chaim Leib Shmulevitz in Sichot Mussar, werd ik geïntrigeerd door een les over de betekenis van namen. Hij begint met het citeren van een passage uit Midrash Vayikra Rabbah 1:3.
Mozes had tien verschillende namen: Yered, Hever, Yekutiel, Avi Gedor, Avi Sokho, Avi Zano’aḥ . . . Ook werd hij “Zoon van Netanel” genoemd – een zoon aan wie de Torah van hand tot hand werd gegeven (shenitena) . . . “De schrijver” – omdat hij de schrijver van Israël was. “Leviet” – omdat hij uit de stam Levi kwam. . .
Rav Shmulevitz leert,
Het doel van een shem / naam is om het essentiële karakter en de kwaliteiten van een persoon te beschrijven. We kunnen dit leren van een les van onze wijzen over Gods voorbereiding om Adam / de mens te scheppen. In Midrash Bereisheet Rabbah 17:4 lezen we:
Toen de Heilige op het punt stond om Adam (de mens) te scheppen, raadpleegde God de dienstdoende engelen en zei tegen hen: “Laten we Adam maken” (Genesis 1:26). De engelen zeiden tegen God: ‘Dat wezen, Adam, wat zal de aard van dit wezen zijn?’ God antwoordde: ‘De wijsheid van dit wezen zal groter zijn dan die van jullie.’
Toen bracht God de dieren, de beesten en de vogels voor hen en zei tegen hen: ‘Wat is de naam van dit wezen?’ En ze wisten het niet. God liet hen toen aan Adam zien en zei: ‘Wat is de naam van deze?’ Adam zei: ‘Dit is een os; dit is een ezel; dit is een paard; dit is een kameel.’
God vroeg toen: ‘En jij, wat is jouw naam?’ Adam zei: ‘Het is passend dat ik Adam word genoemd, omdat ik uit de grond [adama] werd geschapen.’
God vroeg toen verder: ‘En ik, wat is Mijn naam?’ Adam zei: ‘Het is passend om jou Adonai te noemen, omdat Jij de Heer [adon] bent over al jouw schepselen.’
Rav Shmulevitz vervolgt:
Onze wijzen leren ons over de diepe wijsheid die nodig is om iets zijn ware naam te geven. Dit is een van de hoogste niveaus van kennis, zelfs hoger dan die van engelen. Alleen mensen zijn in staat om de essentie en het doel van elk van mijn creaties te identificeren, en zo elk ervan correct te benoemen.
Rav Shmulevitz keert dan terug naar de opening van onze parasha, met Gods roepen aan Mozes. De Midrash van Vayikra Rabbah volgend leert hij: “De Heilige zei tot Mozes: Zo waar als je leeft, van alle namen die je werd genoemd, zal ik je alleen noemen met de naam die Batya, de dochter van Farao, je noemde: “Zij noemde hem Moshe.” (Exodus 2:10). Daarom lezen we in het gedeelte van deze week: “En God riep Moshe.” (Leviticus 1:1)
God had zeker een van de andere namen kunnen kiezen die met Mozes geassocieerd worden. Elke naam, zoals de rabbijnen in de Midrasj suggereren, opent voor ons een blik op een ander aspect van Mozes’ essentiële karakter. Rav Shmulevitz leert ons dat God de dochter van de farao en haar vriendelijkheid om de baby Mozes te redden van verdrinking in de Nijl eert. Hij stelt dat Mozes’ leven alleen maar werd gered door een daad van mesirat nefesh / zelfopoffering. Rav Shmulevitz suggereert dat we Mozes’ eigen latere daden van mesirat nefesh / zelfopoffering in verband kunnen zien met wat hij leerde als heel jong kind, aangezien zijn leven gered werd door zo’n daad. Hij gaat verder met het uiteenzetten hoe deze reeks gebeurtenissen het karakter van Mozes beïnvloedden toen hij opgroeide om de kinderen van Israël te leiden. Hij biedt het ook aan als een les voor ieder van ons, in die zin dat onze eigen ervaringen in het leven ons karakter kunnen helpen vormgeven.
In Midrash Kohelet Rabbah wordt ons geleerd:
Een persoon heeft drie namen:
één die ze van hun ouders krijgen,
één hoe de mensen hem kennen en
één die ze zichzelf verwerven.
We weten allemaal uit eigen ervaring dat we bijnamen en koosnaampjes van verschillende mensen verzamelen tijdens onze levensreis. Misschien biedt de les van Rav Shmulevitz ons een kans om na te denken over de namen in ons eigen leven – en om te overwegen met welke kwaliteiten we bekend zouden willen staan.
VOOR FOCUS:
- Welke koosnaampjes of bijnamen heb je tot nu toe in je leven gekregen? Lijkt één daarvan een indicatie van een karaktertrek van wat je zou kunnen beschouwen als je essentiële karakter?
- Zijn er middot die een naam zouden kunnen suggereren waaronder je bekend zou willen staan?
- Op welke manieren zou je dergelijke eigenschappen in je dagelijkse leven kunnen opnemen, zodat je meer geassocieerd wordt met deze middot?
Oorspronkelijke Engelse tekst (met voetnoten)
Use the link to read the original text in English.
