Shemot

Torah vanuit een Mussar perspectief

Parasha Shemot – Exodus 1:1 – 6:1

Rabbi Eric S. Gurvis

Zoals zo vaak het geval is geweest door de jaren heen, begin ik een stuk te bestuderen met een bepaalde focus, en dan suggereren realtime gebeurtenissen dat iets anders relevanter is. Dat was het geval toen ik vorige week het boek Shemot opende en nadacht over wat ik deze week vanuit een Mussar-perspectief zou kunnen delen.

Er is zoveel dat op dit moment onze aandacht trekt: het aanhoudende conflict in het Midden-Oosten en het nieuws over een overeenkomst om ten minste enkele gijzelaars vrij te laten; conflicten in andere uithoeken van onze wereld; een belangrijke leiderschapstransitie die begin volgende week plaatsvindt in de Verenigde Staten; en de bosbranden en de verwoestingen waarmee zovelen in Zuid-Californië de afgelopen dagen te maken hebben gehad.  Onze harten en gebeden gaan uit naar degenen die hun huis hebben verloren, en naar allen wier levens zijn verscheurd te midden van de verschrikkingen die zich in Zuid-Californië ontvouwen.

Het is moeilijk om naar de zich ontvouwende tragedie in Zuid-Californië te kijken en het angstgeschreeuw niet te horen en de pijn, angst en het gevoel van verlies te voelen waar zo velen mee te maken hebben. Dit geldt ook voor dierbare leden van onze TMI-gemeenschap. Terwijl ik worstel met deze gruwelijke realiteit, zij het van een afstandje, voel ook ik een zekere mate van de zeer reële desoriëntatie (zeker een te mild woord) die door onze familie en vrienden gevoeld wordt. Dus hoewel ik misschien van plan was commentaar te geven op een ander stuk van Parasha Shemot, verschoof – het nieuws uit Californië volgend – mijn focus.

In Exodus 2:23-25 ​​lezen we:

Lange tijd daarna stierf de koning van Egypte. De Israëlieten kreunden onder de slavernij en jammerden; en hun roep om hulp vanuit de slavernij steeg op naar God. God hoorde hun geklaag, en God dacht aan het verbond met Abraham, Isaak en Jakob. God keek naar de Israëlieten en God richtte Zijn focus op hen.

Commentaar leverend op de woorden, Va-yeda Elohim – “En God wist,” zegt Rashi: “God richtte het Goddelijke hart op hen en wendde de Goddelijke ogen niet af van hen.” Wat onze persoonlijke theologische overtuigingen ook mogen zijn, we willen geloven dat God zich bewust is van het lijden van zovelen op dit moment. Zonder twijfel is dit een tijd waarin bitachon/vertrouwen – vanuit een traditioneel Mussar-perspectief, vertrouwen in God, op de proef wordt gesteld. Tegelijkertijd leren onze Baalei Mussar, evenals onze bredere Joodse traditie, ons dat God bij ons aanwezig is, zelfs als we ons in moeilijke situaties bevinden.

Iets later dan Rashi, geeft Nachmanides commentaar op dezelfde verzen, benadrukt de kracht van vers 24 hierboven, en stelt: “De Schrift geeft een uitgebreid verslag van de vele redenen voor hun verlossing uit de slavernij in Egypte: En God hoorde hun gekerm, en God herinnerde zich het verbond met Abraham, met Isaak en met Jakob; En God zag de kinderen van Israël, en God wist; Want Ik ken hun pijnen. . .

De meesten van ons kunnen zich alleen maar voorstellen hoe zeer degenen die lijden onder de verwoesting om hen heen en de onzekerheden waarmee ze worden geconfronteerd, graag zouden willen weten dat God hun kreten hoort en de verwoesting ziet waarmee ze worden geconfronteerd. Voor degenen die zich midden in deze afschuwelijke tragedies bevinden, moeten bitachon/vertrouwen en emunah/geloof een uitdaging zijn!

In Shiurei Chumash Shemot biedt Rabbi Shlomo Wolbe dit perspectief op onze verzen, ons lerende,

Deze parasha is er een van Geulah/verlossing. We kunnen hier twee aspecten van de Schepper zien: Hester panim/de verborgenheid van Gods Goddelijke Aangezicht, en Haarat Panim/het tonen van Gods Goddelijke Aangezicht.

Hester Panim/de verborgenheid van Gods Aangezicht kan voelen alsof God het niet weet en niet hoort. Is dit niet wat er wordt gezegd in Deuteronomium 31:17: “Ik zal hen verlaten en Mijn aangezicht voor hen verbergen . . . en daarom zullen hen veel kwaad en problemen overkomen.” Wanneer we hester panim/de verhulling van het Goddelijke Aanschijn ervaren, kan het heel erg voelen alsof er een bereidheid is om vernietiging toe te staan, en het kan voelen alsof de Schepper van het Universum het niet weet . . .

Aan de andere kant Haarat Panim/de onthulling van Gods Goddelijke Aanschijn toont aan dat God hoort, ziet en weet . . . Wanneer we dit aspect van Gods leiderschap zien of voelen, moet het Geulah/Verlossing zijn.

Ik twijfel er niet aan dat degenen die in gevaar zijn en op de vlucht zijn voor vernietiging, waar dat ook plaatsvindt, zeker willen merken dat de Schepper van het Universum hoort, ziet en weet wat er gebeurt. Sommigen willen zeker geloven dat de Schepper zal handelen. Een groot Bitachon/Vertrouwen en Emunah/Geloof kunnen degenen die zich in grote nood bevinden, ondersteunen.

Zoals het geval is geweest in het aangezicht van andere momenten van verwoesting en tragedie, merk ik dat mijn focus, zelfs terwijl ik worstel met Bitachon en Emunah, een andere kant op gaat. Dit is ook zeker het geval geweest met het oog op de recente verschrikkingen. In plaats van alleen naar de hemel te kijken, of misschien alleen naar de hemel te staren voor antwoorden, vind ik troost en hoop in de acties van de velen die zich haasten om het lijden van anderen aan te pakken. Ik kan niet anders dan de acties bewonderen van de hulpverleners die de vlammen bestrijden, en van degenen die dag en nacht werken om mensen te redden van de verwoesting. Ik kan niet anders dan hoop putten uit degenen die onderdak en voedsel bieden aan degenen die hun huis en nog veel meer zijn kwijtgeraakt. Zoals het geval was tijdens de verschrikkingen van 9-11, of meer recent op andere momenten van natuurrampen, zoals orkanen, tornado’s, tsunami’s en aardbevingen – evenals de al te vaak voorkomende bosbranden van de afgelopen jaren, kijk ik naar degenen die Tzelem Elohim/het beeld van God dragen, die koortsachtig werken om anderen te helpen en te redden die dat beeld ook dragen in deze tijd van pijn, angst, onzekerheid en verlies.

Letterlijk vanmorgen, een passage bestuderend uit een ander werk van Rabbi Wolbe, Pirkei Kinyan Da’at tijdens onze wekelijkse chevruta-studie, kwamen mijn studiepartner en ik een korte passage van Rav Wolbe tegen die me rechtop deed zitten en me wakker schudde. Hij schrijft in dit dunne boekje met leringen: “Onze Heilige Torah leert ons om de hele schepping te bezien. We moeten nooit alleen maar naar de helft van iets kijken.” Rabbi Wolbe leert ons over de noodzaak om er naar te streven een brug te slaan tussen Hemel en Aarde. Voor hem is het verbindingspunt wanneer we de verwerving van Da’at/Kennis nastreven. Rav Wolbe spreekt over hoe we onze wereld bekijken en erin leven door de verbinding te maken tussen het fysieke en het spirituele, waardoor we een brug kunnen slaan tussen Hemel en Aarde. Op rustiger momenten, wanneer het leven kalm is en we niet, zoals zovelen in de huidige tijd, geconfronteerd worden met bedreigende omstandigheden, kunnen we dit concept benaderen vanuit een spirituele dimensie terwijl we proberen de beste versie van onszelf te worden door onze studie en beoefening van Mussar. Echter, in een Sha’at Dachuf – een moment van crisis en druk, kunnen we niet alleen maar zitten en studeren, reflecteren en werken aan het spirituele. We moeten handelen, wat Rav Wolbe ons aanspoort te doen als hij spreekt over het belang van ma’aseh/daden, acties, die Hemel en Aarde dichterbij brengen, en zo de wereld bouwen die onze Schepper ons leert hier te creëren.

Op een heel reële manier zie ik dit in de acties van degenen die zich haasten om degenen die in gevaar zijn te helpen. En ik zie het in de gelegenheden die wij, misschien op afstand, hebben om middelen te delen, evenals woorden van nichum/troost en gevurah/kracht aan degenen wiens levens op zijn kop zijn gezet.

Mijn leraar, Rabbi Irving “Yitz” Greenberg, leert met nadruk over het belang van het concept van onze traditie van Tzelem Elohim. In zijn meest recente boek, The Triumph of Life, schrijft hij:

“De Joodse religie betreedt de bestaande wereld met een lering en een missie. De lering gaat over de onzichtbare, in stand houdende, liefhebbende God die zich inzet om deze wereld te perfectioneren tot het punt waarop het leven overal heerst en in al zijn volheid in stand wordt gehouden. De missie is dat de mensheid zich aansluit bij de Schepper, die ons heeft uitgekozen, als partners om dit te laten gebeuren…

Het doel van dit partnerschap is niets minder dan het behalen van de overwinning van het leven op alle tegengestelde krachten die het vernietigen, degraderen of ondermijnen. Gezamenlijk wordt de hele mensheid opgeroepen om te werken aan het verminderen van de krachten van de tegenstrevers en om levens-ondersteunende hulpbronnen te ontwikkelen door te repareren wat op de verkeerde manier functioneert.

Gezamenlijk worden alle mensen geïnstrueerd om hun gemeenschappen opnieuw te creëren, zodat deze collectieven het leven in stand houden terwijl ze de waardigheid van alle wezens volledig eren en de kwaliteit van het leven voor iedereen verdiepen.”

Moge de verwoesting in de nabije toekomst worden gestopt en iedereen in veiligheid worden gebracht. Mogen we allemaal in onszelf te rade gaan om te onderscheiden hoe we in partnerschap met de Heilige Schepper en met anderen kunnen handelen om genezing, troost, hoop en heelheid te brengen aan degenen wiens levens en huizen zijn “gebroken”.

Download deze parasha

Oorspronkelijke Engelse tekst
Use the link to read the original text in English.