Miketz
Torah vanuit een Mussar Perspectief
Parasha Miketz – Genesis 41:1-44:17
Rabbi Eric S. Gurvis
Onze wereld is gevuld met drama. Voor sommigen is dit ook waar voor deze laatste weken van december, die gevuld kunnen zijn met verschillende bijeenkomsten. Zo ook in ons Torah-gedeelte, Parasha Miketz. Vorige week hebben we Josef ontmoet en lazen we hoe hij in Egypte belandde. In het deel van deze week komt Josef onder de aandacht van de farao vanwege precies dat talent waardoor zijn broers hem aan een passerende groep Ismaëlieten verkochten – dromen interpreteren. Nu maakt dat zijn talent hem echter een hoge positie aan het hof van de farao oplevert. Ondertussen voelt de familie thuis de gevolgen van een hongersnood, en worden Josefs broers naar Egypte gestuurd om voedsel te verkrijgen. Dit brengt hen naar Josef, die ze echter niet herkennen. Het daaropvolgende heen en weer gebeuren heeft hen ertoe gebracht terug te keren om hun jongste broertje Benjamin, die Rachel als moeder deelt met Josef, naar Egypte te brengen. Josef verzint een strategie die hem ertoe aanzet de broers van diefstal te beschuldigen, terwijl hij stiekem de “gestolen” beker in Benjamins zak laat plaatsen.
In Genesis 44:14-17 lezen we van een spannende en dramatische uitwisseling tussen Juda en de mysterieuze Egyptische leider Josef, die dit weekgedeelte afsluit:
Toen Juda en zijn broers opnieuw het huis van Josef binnengingen, die daar nog steeds was, wierpen ze zich op de grond voor hem. Josef zei tegen hen: “Wat is dit voor een daad die jullie hebben verricht? Wisten jullie niet dat een man als ik een goed waarzegger is?”
Juda antwoordde: “Wat kunnen wij zeggen tegen mijn heer? Hoe kunnen we pleiten; hoe kunnen we onze onschuld bewijzen? God heeft de misdaad van uw dienaren onthuld. Hier zijn wij dan, slaven van mijn heer, de rest van ons net zo goed als hij in wiens bezit de beker is gevonden.”
Maar Josef antwoordde: “Ver van mij om zo te handelen! Slechts degene in wiens bezit de beker is gevonden, zal mijn slaaf zijn; de rest van jullie gaan in vrede terug naar jullie vader.”
We kunnen ons gemakkelijk de complexe emoties van alle kanten van dit familie-drama voorstellen. Juda weet dat de broers niets hebben gestolen. Toch weet hij diep in zijn hart dat er tekortkomingen in zijn karakter zijn en verkeerde acties in het verleden.
Op de woorden “GOD HEEFT ONTHULD” merkt Rashi op: “We weten dat we niets verkeerd hebben gedaan, maar het is door de Heilige geregeld dat dit ons zou overkomen. De Crediteur heeft een gelegenheid gevonden om de schuld te vereffenen.” Rabbi Abraham ibn Ezra gaat verder en stelt: “Ze spreken bij wijze van parabel. We hebben een zonde begaan. Het was als het ware of het verloren en al lang vergeten was. Maar het blijkt vandaag terug gevonden te zijn.” De commentatoren veronderstellen dat Juda bij zichzelf denkt: we hebben misschien weten te ontsnappen aan menselijke gevolgen voor wat we met onze broer Josef hebben gedaan, afgezien van de woede en het verdriet van onze vader. Maar nu lijkt het erop dat God genoegdoening zal eisen voor onze misstap.
Rabbi Ben Zion Bamberger koppelt deze episode aan het rabbijnse concept van middah k’neged middah. We zouden dit kunnen begrijpen als quid pro quo – de broers krijgen nu hun bittere medicijn voor hun daden uit het verleden. Rabbi Bamberger leert:
Wanneer we ons geconfronteerd zien met problemen, moeten we er niet aan voorbij gaan dat dit een voorbeeld kan zijn van middah k’neged middah, [letterlijk] “een maatregel leidt tot een gelijksoortige maatregel” van de Heilige.
Zulke dingen gebeuren om mensen te leren de gevolgen van hun zonden, en de schade van die zonden die ze als gevolg anderen kunnen berokkenen, te begrijpen. Bovendien kan een dergelijk bewustzijn, wanneer we te maken hebben met een schijnbaar gebrek aan rachmanut/compassie in tijden van moeilijkheden, ons helpen een en ander te realiseren. Wanneer dit gebeurt moeten we onze middot onderzoeken en proberen eventuele tekortkomingen binnen onze middot te corrigeren.
Rav Bamberger legt uit dat dit de bewustwording kan zijn waar de broers mee te maken kregen toen ze zich hun zonde herinnerden wat betreft het verkopen van hun broer Josef als slaaf. Maar zoals de Rav leert, kan het heel goed zijn dat de broers nog niet volledig begrijpen wat ze hebben gedaan door hun broer te verkopen. Hij wijst ons op een opmerking van Ovadia Sforno die leert: “God heeft de ongerechtigheid gevonden. God straft ons niet voor deze daad, waaraan we onschuldig zijn, maar voor een veel eerdere misdaad.”
Rav Bamberger stelt:
Dit wordt voor ons verduidelijkt door de les van de sh’vatim/stammen (waarmee de broers worden bedoeld): Voor een adam shaleym/degene die naar heelheid streeft, zullen yissurim/ beproevingen fungeren als een vorm van tochechah/berisping, een teken van de hemel om hun middot en hun eigenschappen te verfijnen.
In onze joodse kalender hebben we Rosh Hashanah afgelopen oktober gevierd. We weten dat de maand Elul en de Yamim Noraim vragen om Cheshbon Ha-Nefesh, de inventarisatie van onze woorden en daden als we ons voorbereiden om een nieuw jaar binnen te gaan. In de wereld waarin we leven, brengt een ander telsysteem ons in de komende dagen naar een ander nieuw jaar. Voor velen leidt het bewustzijn van het seculiere nieuwe jaar ook tot cheshbon ha-nefesh/rekening van de ziel, terwijl we reflecteren op het seculiere jaar dat voorbij is. Rav Bamberger’s les van de ervaring van de broers, evenals ons Chanukah feest, kan ons dezelfde kans bieden om na te denken over onze woorden, daden en zelfs gedachten over het voorbije jaar.
Zoals Rav Bamberger leert:
Wanneer een persoon zijn cheyto/falen erkent, omdat wat lijkt op een straf, kan hij ervoor kiezen om dit te zien als een teken van de Heilige van middah k’neged middah – een berisping van God.
In de context van de Mussar-traditie past dit bij het algemene perspectief dat wordt uitgedrukt in Talmoed Berachot 33b: “Alles ligt in de handen van de hemel, behalve yirat shamayim/de vrees voor de hemel.” Dit kan ons gemakkelijk doen denken aan de middot van Emunah/Geloof, Bitachon/Vertrouwen in God; en Yir’ah/Vrees (of Ontzag). Dit zijn uitdagende middot voor velen in de wereld van vandaag, zoals ze worden benadrukt in de klassieke Mussar-literatuur. Desondanks is de les van Rav Bamberger dat we onze eigen daden en middot moeten onderzoeken wanneer het leven ons uitdaagt en ons best moeten doen om onze eigenschappen te corrigeren, een belangrijk onderdeel van de reden dat we op het Mussar-pad blijven, terwijl we proberen de beste versie van de persoon te worden die we zouden kunnen zijn.
Terwijl Rav Bamberger Juda’s innerlijke reflectie bekijkt in het licht van de uitdaging van de beschuldigingen tegen Benjamin, kunnen we ons ook gemakkelijk voorstellen dat Josef ook nadenkt over zijn eigen woorden en daden uit het verleden. Deze reflectie, de cheshbon ha-nefesh en de hitlamdut die het kan bieden, kan ons helpen in balans te blijven terwijl we uitdagingen het hoofd bieden en onze koers uitstippelen naar het worden van die betere versie van onszelf.
Moge het licht dat we halen uit Josef en zijn broers, hun worstelingen en groeiende wijsheid onze paden verlichten, net zoals onze Chanukah-lichtjes meer licht en warmte brengen in een tijd van toenemende duisternis in onze fysieke wereld in dit seizoen.
Chag Urim Sameach!
VOOR FOCUS:
- Terwijl je elke avond naar het toenemende licht van het feest kijkt, wat wordt belicht voor jou in je Mussar-werk?
- Waar zou je hitlamdut kunnen toepassen in deze donkerste periode terwijl we de pagina van onze seculiere kalender omslaan en uitkijken naar het toenemende licht?
- Terwijl we reflecteren op de relatie tussen Josef en zijn broers, waar kunnen we ons op richten bij onze reflectie bij onze eigen samenstelling van relaties en de kans aangrijpen voor vergeving, genezing en het versterken van de relaties in ons leven?
Oorspronkelijke Engelse tekst
Use the link to read the original text in English.